di 18 okt 2022 – Edwin Zasada
In 1965 ontwierpen Bruce Overmier en Russell Leaf, toentertijd twee psychologiestudenten, een op het eerste oog goed doordacht experiment naar vermijdingsgedrag. Ze wilden zien of vermijdingsgedrag te conditioneren was. Met andere woorden, was het mogelijk om bijvoorbeeld bij een ontsnapping uit een onprettige situatie steeds hetzelfde geluid te laten horen, om vervolgens in een andere situatie door dat geluid hetzelfde gedrag uit te lokken? Daarvoor lieten ze honden eerst een pijnprikkel ondergaan in een setting die ze niet konden vermijden, om ze daarna bloot te stellen aan een situatie zónder pijnprikkel waaruit ze wél konden ontsnappen. In beide situaties kregen de honden een ander geluidje te horen, zodat ze daarop geconditioneerd zouden raken, met het idee om daarna in de derde fase de honden het ‘ontsnappingsgeluid’ te laten horen bij het ontvangen van een pijnprikkel in een ontsnapbare situatie. Het enige probleem was dat de honden na de eerste fase helemaal niet meer probeerden te ontsnappen, ook al hadden ze de mogelijkheid. Experiment mislukt.
Het probleem van de twee studenten, Bruce Overmier en Russell Leaf, werd verder onderzocht met de hulp van onder anderen Martin Seligman en Steven Maier. In 1967 publiceerden ze het artikel ‘Failure to Escape Traumatic Shock’, waarin ze honden verdeeld over twee verschillende condities blootstelden aan elektrische schokken. Ze begonnen met dertig honden, maar vijf bleken niet geschikt en eentje stierf tijdens het experiment. Beide groepen werden voor het onderzoek in een harnas opgehangen en ontvingen elektrische schokken, maar één groep kon de schokken stoppen en de andere niet. Daarna werden de honden in een andere situatie neergezet, een soort grote doos met in het midden een klein wandje. Laag genoeg om overheen te springen, maar hoog genoeg om er moeite voor te moeten doen. Vervolgens gaf men via de vloer elektrische schokjes af, om zo te kunnen toetsen of er verschil in ontsnappingsgedrag zat tussen beide groepen honden. Wat bleek? Terwijl de honden die de schokken in de eerste fase konden controleren massaal over het wandje sprongen, bleven de andere honden bijna iedere keer staan. Ogenschijnlijk machteloos, hoewel ze met één sprongetje veilig zouden zijn. De term ‘aangeleerde hulpeloosheid’ was geboren en al snel werd getracht om middels een hele reeks onderzoeken het fenomeen verder uit te diepen. Ratten, kippen en zelfs vissen werden onderzocht. Experimenten bij mensen konden natuurlijk niet uitblijven, en ook daar bleek al snel hetzelfde effect.
In één experiment werd gekeken naar 221 nieuw aangenomen matrassenverkopers. Iedere twee weken werd hun gevraagd of ze hun verkoopdoelen gehaald hadden, hoe hun managers met hen omgingen en hoe ze zich wilden gedragen naar klanten de komende twee weken. Hoe minder de verkopers verkocht hadden, des te meer ze van plan waren om ineffectieve verkooptechnieken toe te passen zonder oog voor de klant zelf. Verkopers die al wat ervaring hadden, bleken het beter te doen. Zij bleven ook bij falen langer vasthouden aan effectieve verkooptechnieken en hadden meer oog voor de klant zelf. En het gedrag van hun managers? Had dat nog effect? Verkopers die een manager met een visie hadden, die voorbeeldgedrag vertoonde en die het werken met gemeenschappelijke doelen bevorderde, hadden ook veel minder de neiging om slechte verkooptechnieken toe te passen na langere perioden zonder verkoop.
Mensen die in eerdere situaties geen controle ervaren hebben, gedragen zich daarna passiever en hulpelozer. Hoe kan dat?
Laten we teruggaan naar de kern van het experiment van Martin Seligman en Steven Maier. Wat gebeurt er in onze hersenen in een dergelijke onontsnapbare situatie? Een schok zorgt ervoor dat serotonineneuronen in de dorsale raphe-kern worden geactiveerd. Die zorgen er vervolgens voor dat het serotonineniveau in een hele reeks van hersengebieden stijgt, waaronder die bij het periaqueductaal grijs, het striatum, de amygdala en de stria terminalis. Hogere serotonineniveaus bij de stria terminalis doen het angstgevoel stijgen, terwijl hogere serotonineniveaus bij het periaqueductaal grijs en het striatum juist passiviteit versterken. Aan de ene kant voelen we dus angst, aan de andere kant passiviteit en terughoudendheid. Het resultaat is dat we geen controle uitoefenen op onze omgeving en symptomen van aangeleerde hulpeloosheid vertonen. Als die hersengebieden ook nog eens vrij sterk geactiveerd worden, kan het zelfs zo zijn dat ze nog dagenlang extra sensitief blijven. De dagen erna kun je dan veel makkelijker passief en/of angstig worden. Stel je nu eens voor wat er gebeurt als er een aantal ongewenste gebeurtenissen vrij kort achter elkaar plaatsvinden. Als dit het enige systeem zou zijn dat we in onze hersenen hebben, dan zou de mensheid al vrij snel aan apathie ten onder gegaan zijn!
Het is belangrijk te beseffen dat het zojuist geschetste systeem ons standaard systeem is. Als er ongewenste situaties optreden, worden we als vanzelf passief, angstig, terughoudend etc. Er is echter een manier om dit systeem te onderdrukken, en daar heeft onze prefrontale cortex een belangrijke rol in. Een hersengebied dat pas als laatste tot volle evolutionaire bloei is gekomen en misschien wel het meest kenmerkende is voor ons als mens.
We zijn veel meer controle gaan uitoefenen over onze eigen situatie, omdat we daar een veel adaptiever middel voor ter beschikking hadden (of misschien is het wel andersom, dat evolutionaire noodzaak ons noopte tot het uitoefenen van meer controle en onze hersenen daarom veranderd zijn).
Een specifiek gedeelte van onze prefrontale cortex, de ventromediale prefrontale cortex, kan controle detecteren. Zodra we doorhebben dat we een bepaalde situatie kunnen beïnvloeden, remt onze prefrontale cortex de dorsale raphe-kern, waardoor de aanmaak van serotonine geremd wordt.
Hebben we het idee dat we controle kunnen uitoefenen, dan wordt de aanmaak van serotonine geremd en wordt voorkomen dat we ons passief en angstig gaan gedragen. Het is niet zo dat een negatieve ervaring ons passief maakt, nee, het is eerder zo dat die passiviteit onze voorgeprogrammeerde reactie is. Zodra het brein een positieve ervaring heeft gehad met het uitoefenen van controle, worden er nieuwe verbindingen in je brein aangemaakt. Er ontstaat een verhoogde verwachting van controle, waardoor je prefrontale cortex ook sneller remt. In de praktijk uit zich dat doordat er in dat geval ook een remming van de serotonineaanmaak plaatsvindt in situaties waarin er geen controle is. Normaal zou het brein dat niet doen, maar de eerdere controle-ervaring zorgt er nu eenmaal voor dat ook oncontroleerbare situaties eerder als controleerbaar worden gezien.
De specifieke werking van ons brein bij het tegenkomen van aversieve gebeurtenissen en het wel of niet ervaren van controle door de prefrontale cortex heeft wel een aantal bijzondere gevolgen. Allereerst lijken er aanwijzingen te zijn dat een lager cognitief vermogen ook gerelateerd is aan een hogere gevoeligheid voor aangeleerde hulpeloosheid. Dat klinkt ook logisch, aangezien het opmerken van de mogelijkheid tot controle gebaat is bij het snel en goed kunnen verwerken van een hoop data. Het leggen van verbanden helpt nu eenmaal bij het creëren van een uitweg daar waar die op het eerste oog misschien niet aanwezig is.
Een tweede gevolg van de werking van ons brein is dat we onszelf kunnen immuniseren voor aangeleerde hulpeloosheid . Door aangeleerd meesterschap te creëren, worden we minder gevoelig voor passiviteit, angst, terughoudendheid en zelftwijfel. Dat effect is ook nog eens behoorlijk duurzaam; het kan maanden of jaren aanhouden. Als leidinggevende helpt het dus ook als je de controle van anderen niet overneemt, maar anderen helpt om de mogelijkheden tot controle te zien. Dat is misschien wel extra belangrijk, omdat we als mens nu eenmaal de aanleg hebben om wat sneller in negatief denken te vervallen.
Een derde implicatie van de bijzondere ‘passiviteitsremmende’ werking van onze prefrontale cortex is dat positieve ervaringen niet alleen een relatief duurzaam resultaat opleveren, maar ook nog eens transsituationeel actief zijn. Zo is er ook een keer een experiment uitgevoerd waarbij verschillende ratten eerst een ontsnapbare óf een onontsnapbare elektrische schok kregen. Met andere woorden, een gedeelte kreeg een ervaring waarin ze wél controle hadden en een ander gedeelte een ervaring waarin ze juist géén controle hadden. Een week later werden dezelfde ratten aan een andere situatie blootgesteld, waarbij ze in één ruimte werden gezet met een groter, agressiever en dominanter mannetje. De ratten die een week (!) eerder een controleerbare ervaring hadden gehad, waren stukken minder onderdanig dan de anderen. Nog een dag later werden dezelfde ratten ook nog getest in een experiment om te zien hoe makkelijk ze uit een shuttlebox konden ontsnappen én in hoeverre ze sociale nieuwsgierigheid vertoonden in de nabijheid van een jonge rat. Wederom waren het de ratten die nu méér dan een week geleden een controleerbare ervaring hadden gehad, die én meer activiteit vertoonden bij het ontsnappen, én een hogere sociale nieuwsgierigheid tentoonspreidden.
Interessant effect overigens, vooral voor leidinggevenden die denken dat ze dominantie moeten uitstralen, is dat het in één ruimte verkeren met een dominante rat hetzelfde effect had als het ervaren van een oncontroleerbare schok. Het ‘respect’ dat veel leidinggevenden willen ervaren kan wel eens nederigheid zijn, een gevolg van aangeleerde hulpeloosheid, net als de ‘gehoorzaamheid’ die volgt na een donderpreek of het laten gelden van autoriteit.
Bij het laten gelden van autoriteit treedt er bij mensen nog iets bijzonders op; omdat nederigheid een onplezierige emotie is die bij de meeste mensen niet overeenkomt met hun zelfbeeld, treedt er een effect op dat ook wel cognitieve dissonantie wordt genoemd. Dat effect zien we bijvoorbeeld bij sommige vrouwen met een gewelddadige partner, die tóch in de relatie blijven en zelfs het gedrag van hun partner goedpraten. Gedrag en opvattingen zijn dan niet in overeenstemming met elkaar, waardoor er onbewust naar een oplossing wordt gezocht. De makkelijkste oplossing is ook de meest gebruikte; de eigen nederigheid of de reactie van de autoriteit (of expert!) wordt goedgepraat. Of dat effect plaatsvindt, hangt af van de mate waarin mensen het idee hebben dat ze de situatie kunnen controleren. Het niveau van aangeleerde hulpeloosheid speelt dan ook een belangrijke rol in de vraag of vrouwen uit een schadelijke relatie stappen of erin blijven.
Interessant daarbij is ook dat zelfs ervaringen uit de kindertijd nog een impact kunnen hebben op de aangeleerde hulpeloosheid die men op latere leeftijd, in een dergelijke relatie, ervaart.
Hetzelfde effect zie je ook als een systeem onveranderbaar lijkt. Een onderzoekje onder accountancystudenten liet bijvoorbeeld zien dat cognitieve dissonantie onder accountancystudenten, tussen hun eigen waarden en die van het kapitalisme waarin ze een belangrijke rol zouden krijgen, opgelost werd door hun eigen waarden en normen opzij te schuiven en die van het kapitalisme over te nemen.
Nu, welke organisatie (of samenleving…) zou beter zijn? Een waarin leiders controle uitoefenen of een waarin werknemers controle uitoefenen en leiders coördineren?
Geef mij maar aangeleerd meesterschap en tegenspraak, in plaats van aangeleerde hulpeloosheid en volgzaamheid.
Naar Momentum door Edwin Zasada, verschijnt najaar 2022 bij Scriptum, te reserveren via managementboek.nl. Human Performance Specialist en auteur van Over Wilskracht.
Tijdschrift voor Ontwikkeling in Organisaties
Is onderdeel van Uitgeverij Kloosterhof
Napoleonsweg 128A
6086 AJ Neer
ABN AMRO: NL38.ABNA.061.70.45.976
NL05.ABNA.060.57.41.123
KvK: 130.38280
BTW: NL8220.03.612.B01
Met onderstaand formulier kunt u zich aanmelden voor de nieuwsbrief van TvOO.
2022 | 2021 | 2020 | 2019 | 2018 | 2017 | 2016 | 2015 | 2014 | 2013 | 2012 | 2011 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|