Dit weekend was ik met onze dochter bij de huisartsenpost in verband met een vrij acute blessure, opgelopen met haar spitzen. In de wachtkamer viel mij in eerste instantie vooral de veelkleurigheid van de mensen op. Een halfdronken man die ondersteund werd door een vriend en, gevolgd door zijn halve familie, de wachtruimte binnen kwam vallen, een gezin in chique uitgaanskleding, waarvan de vrouw zichtbaar gehuild had, een Pakistani die dicht bij de deur bleef ronddrentelen, een jongen – zwarte kleren, bleek gezicht – die stil en stoïcijns voor zich uitkeek. Mijn eerste gedachte bij het zien van al deze mensen was: dit zijn niet mijn soort mensen.
Ik merkte dat ik aapjes aan het kijken was. Proberen om in te schatten waarvoor zij hier waren. Mijn dochter en ik hadden het er terug in de auto over. Dat je niet kon zien aan de mensen waarvoor ze kwamen. Het bracht mij op de gedachte dat er heel veel leed überhaupt verscholen blijft waar je geen weet van hebt. En ik werd nog maar eens geconfronteerd in wat voor bubble ik leefde doordat ik die mensen in eerste instantie vrijwel allemaal als exoot beschouwde. Ze woonden ergens anders, hadden andere vrienden, hobby’s, bezigheden dan ik en gaven allemaal op een geheel eigen wijze invulling aan hun leven. Keek je voorbij ieders eigen bubble, dan maakten we tegelijkertijd allemaal ook deel uit van een andere bubble die daar weer omheen lag, en waarin we – als in een soort vangnet dat onder ons allen hing – weer rustten. We maakten stuk voor stuk gebruik van een goed georganiseerde vorm van huisartsenzorg, we maakten allen gebruik van een infrastructuur waarin een 24-uurs-apotheek en nachtdiensten ons ter beschikking stonden, ook in het weekend en ook op bizarre tijdstippen. Ik zag hoe artsen, zelfs buiten de uren van hun diensten om, nog collegiale consultaties met elkaar pleegden. Ik kreeg zicht op de grotere bubble waarin we leefden als we de eerste oppervlakkige bubbles doorprikt. We waren allemaal gebruikers van het zorgsysteem. Alleen die gedachte al verbond me weer aan al de anderen in de wachtkamer.
Een dag later ging ik juist met onze zoon naar het voetbal in de Galgewaard. Het werd de wedstrijd waarin FC Utrecht erin slaagde om de historische win-reeks van PSV te doorbreken. Hoog in vak Z werd ik opnieuw geconfronteerd met massa’s mensen waar ik gewoonlijk niet mee in aanraking zou komen, gezien mijn dagelijkse beroep en bezigheden. Ik zag kleine kinderen die wat bescherming en warmte zochten in hun vaders oksel, ik zag opgestapelde broodjes worst passeren, ik zag volwassen mannen met grote vlaggen zwaaien en schreeuwen in het uit-vak, ik zag om me heen hoe mensen massaal opstonden toen vanaf de Bunnikside de woorden ‘Sta op als je voor Utrecht bent’ gescandeerd werden.
Zowel op de huisartsenpost als in het stadion gold: andere omgeving, andere mensen. We betraden ermee buiten onze dagelijkse bubble. Want hoe vaak maak je het eigenlijk mee dat je met mensen van allerlei leeftijden, uit allerlei culturen, met allerlei verschillende inkomens tijd doorbrengt? Misschien bij de sportclub, in de rij voor het stemmen, bij een hobby …. Eén van de weinige omgevingen waarin ik tegelijkertijd met mensen omging van 12 tot 82 jaar, met mensen uit allerlei lagen van de bevolking – van gemeenteambtenaar tot chirurg, van student tot vluchteling, en van gediplomeerd musicus tot uitkeringsgerechtigde shagroker – was in de jaren dat ik bij de bigband van de muziekschool pianist was.
Tegelijkertijd merkte ik daar al dat als je de ene bubble doorprikt, je nog altijd in een andere bubble blijft zitten. In de bigband zaten mensen van allerlei komaf, maar het was wel een westerse groep, het waren wel mensen die stuk voor stuk allemaal muziek konden lezen (terwijl Nederland toch ook 2,5 miljoen mensen kent die moeite hebben met lezen en rekenen), het waren mensen die zich allemaal een instrument konden veroorloven en die de relatief dure lessen bij een muziekschool konden betalen… Dus zelfs als je uit de ene bubble stapte, kwam je nog altijd in een volgende bubble terecht. Een bubble-vrij leven is bijna niet voorstelbaar.
En ja, door onze komst naar het stadion waren we uit onze eigen bubble gestapt. Tegelijkertijd waren wij ook hier nog altijd niet bubble-loos. Integendeel. Ook deze nieuwe bubble bevatte weliswaar diverse leeftijden en mensen uit allerlei windstreken, maar het waren wel nog mensen met allemaal een voorliefde voor voetbal. En ja, dat is toch wat meer een volkssport dan de bubble bij hockey of tennis. En zelfs als je al deze verschillende bubbles gaat doorprikken, blijft er nog altijd een overkoepelende bubble over. Die van een land waarin sporten en sport kijken hoog in het vaandel staan, waarin je in alle vrijheid naar een stadion kunt gaan, en ja, ook een bubble waarin je met mensen samen bent die überhaupt een kaartje kunnen kopen en die mobiel genoeg zijn om de steile trappen van een tribune te beklimmen. Voorbij de eerste, kleine bubble ligt altijd weer een volgende bubble.
Het is niet verkeerd om je bewust te zijn van deze double bubble. Er gebeurt namelijk iets belangrijks als je op deze manier gaat kijken. Het effect ervan is dat je niet zozeer alle verschillen (tussen uiteenlopende individuen of soorten sport bijvoorbeeld) blijft benadrukken; maar je gaat er vooral zaken die jou en de ander verbinden door zien: van de privileges in deze westerse wereld tot de luxe die grote groepen in Nederland zich kunnen permitteren, van de gezamenlijke liefde voor een club of een sport tot de keuzevrijheid van grote groepen mensen en van de 24-7 bereikbaarheid via 5G-netwerken van een hele generatie tot de dankbaarheid voor het leven in een land waar het vrede is. Zicht op de double bubble maakt mij ootmoedig en dankbaar.
Zowel bij de huisartsenpost als in het stadion was er sprake van een stadse sfeer, een onmiskenbaar Utrechts accentje en volk dat nogal primair reageert op alles wat zich om hen heen afspeelt. En toch waren er ook verschillen. Daar waar bij de huisartsenpost iedereen wat meer op zichzelf gericht was, zag ik in het stadion een solidariteit ontstaan die ik niet verwacht had daar te treffen. Een oudere man die de trap lastig opkwam, werd ter plekke door meerdere getatoeëerde armen ondersteund en zo – stevig en zorgzaam – naar zijn plek gebracht. En toen Utrecht 1-1 scoorde draaide een zeventienjarige jongen die voor mij zat, zich naar mij om. Hij stak uitnodigend zijn hand hoog naar mij uit. Een high five volgde.
Een high five tussen een man van middelbare leeftijd en een opgeschoten puber die elkaar niet kennen; die allebei onderdeel uitmaken van een tijdelijke bubble naast hun dagelijkse leven. Ja, dat is hoe de double bubble er in de praktijk uitziet: dat je met onbekenden samen, al is het maar voor een moment, het leven weet te vieren.
Guido van de Wiel (Wheel Productions) is organisatiepsycholoog, (schrijf)coach en ghostwriter. Hij is onder meer verbonden aan Verdraaide organisaties en de Veranderbrigade. In 2020 verscheen bij Kloosterhof zijn boek Van meetbaar naar merkbaar, van duurzaam naar dierbaar. Eerder schreef hij boeken zoals Durf het verschil te maken (i.s.m. Merlijn Ballieux), Organiseren met toekomst en Innoveerkracht. www.wheelproductions.nl