Aap, noot, Mies, Wim, zus. Generaties lang leerden we woorden. Deze woorden verwezen naar vaste voorwerpen, dieren, mensen. Zo wist je wat een boom, roos, vis was. Je kon erover lezen en je hoefde niet alle bomen in de wereld eerst gezien te hebben om een nieuw exemplaar van een stam, takken en bladeren tot boom te bestempelen.

Maar in de loop van ieders leven neemt het aantal situaties dat we meemaken toe. Zo worden alle begrippen die eerst eenduidig naar zaken verwezen verder verrijkt. Een boom kan bladeren maar ook naalden dragen; sommige bomen laten hun blad vallen in de herfst of blijken een evergreen. Er komt een moment dat het begrip op zijn grenzen stuit. Dan blijkt dat er ook zoiets als een boom van een kerel kan bestaan. Of een kunstkerstboom wordt ‘boom’ genoemd, maar heeft niets meer met hout of bladeren van doen. En daar waar het onderscheid als kind tussen een boom en een struik glashelder was, daar blijkt dat er op wetenschappelijk niveau eigenlijk geen goed onderscheid tussen deze twee te maken is. Zelfs wortels in de grond als fundament zijn niet heilig om het over bomen te kunnen hebben. Sommige bomen, zoals de waringin of treurvijg beginnen als een soort standje hangplant en gaan pas wortelen als hun luchtwortels de grond bereiken.

Daar waar taal begon om iets te duiden en eenduidig te houden, kan taal zomaar een sta-in-de-weg worden. Taal en definities kunnen op een gegeven moment meer verwarring veroorzaken dan duidelijkheid bezorgen. Neem het begrip ‘slaapfeestjes’. Op slaapfeestjes wordt alles gedaan behalve dat wat het eerste deel van het woord lijkt te beloven. En de kern van praatgroepen is vaak dat er zaken juist onbesproken blijven. Een joggingbroek wordt gedragen door grote groepen mensen, van wie de intentie allerminst is om erin te gaan joggen.

In onze wereld wordt op steeds meer plekken en momenten taal een kopie zonder dat het origineel waar de kopie naar verwijst nog aanwezig is. Dit zijn inzichten die in lijn zijn met wat de filosoof Jean Baudrillard een halve eeuw eerder al beschreef. Volgens hem is een simulatie de huidige vorm van het ‘simulacrum’. Dit legde deze filosoof een halve generatie geleden al uit in zijn werk Simulacra and Simulation. Baudrillard ziet een verschuiving van een authentieke werkelijkheid naar een wereld waarin simulaties de overhand krijgen.

Een speciaal segment aan simulacra vind je terug in marketinguitingen. Daar wordt taal vooral gebezigd om een appèl te doen op de gewenste staat van zijn. Een ‘droomweekend’, ‘lekker even helemaal weg’, ‘een onbezorgde strandvakantie’. Het zijn voorbeelden van taalgebruik die niets meer zeggen over de realiteit, maar vooral iets over de gewenste positie prijsgeven. Een positie, die door jengelende kinderen, een doorlopende stroom aan appjes vanaf kantoor of zandvlooien juist onbereikbaar blijft. Daar waar werkelijkheid en waarheid in het begin van onze taalverwerving nog hand in hand liepen, kan in de loop der jaren een onoverbrugbare kloof tussen die twee optreden. Woorden verhullen in toenemende mate de leegte die er inmiddels achter schuilgaat. Er wordt bij een simulacrum als het ware een kopie voor het origineel gezet, waarna het origineel wordt weggehaald. De gemodelleerde imitatie creëert op deze manier een eigen werkelijkheid, die al snel wordt waargenomen als ‘de’ werkelijkheid.

Dit is een fenomeen dat men ook in organisaties aantreft. Men praat over lerende omgevingen, terwijl er typischerwijze géén terugkoppeling of werkelijke reflectie meer plaatsvindt. Verbeterteams lopen rond in organisaties die juist slecht functioneren. Als ergens een ‘commissie integriteit’ wordt aangesteld, is het hoogstwaarschijnlijk slecht gesteld met de integriteit. In tijden van grensoverschrijdend gedrag hebben we vooral de mondvol van vertrouwenspersonen. Maar aandacht voor die nobele beroepsgroep geeft vooral aan dat het vertrouwen zelf er juist niet meer is. De afdeling HR gaat vaak juist niet over mensen maar over systemen, ondanks de H die toch staat voor Human. En zo kan ik nog wel even een tijdje doorgaan: bij een teamtraining ontbreekt juist het team, maar is er vooral sprake van een groep losse individuen, bij functioneringsgesprekken gaat het vaak niet over functioneren, maar bijvoorbeeld over indekken, over strategisch bewegen of over machtsverhoudingen.

Ook binnen vergaderingen vliegen de simulaties je om de oren. ‘Met alle respect’ verraadt het nodige dedain richting de toegesprokene. Als ‘Ja, maar’ opklinkt, lijkt het of iemand bevestigend antwoordt, maar er wordt vooral ‘nee’ gezegd. En bij een verbaal conflict zet iemand, onder het mom dat hij zich toch wel mag verdedigen, vooral de aanval in.

Langzamerhand leven we in een wereld waarin de woorden die we gebruiken juist niet meer – zoals aap, noot, Mies – aangeven wat ze betekenen, maar vooral verhullen wat er mist.

Guido van de Wiel (Wheel Productions) is organisatiepsycholoog, (schrijf)coach en ghostwriter. Hij is onder meer verbonden aan Verdraaide organisaties en de Veranderbrigade. In 2020 verscheen bij Kloosterhof zijn boek Van meetbaar naar merkbaar, van duurzaam naar dierbaarEerder schreef hij boeken zoals Durf het verschil te maken (i.s.m. Merlijn Ballieux), Organiseren met toekomst en Innoveerkracht. www.wheelproductions.nl

Bronnen: Jean Baudrillard. Simulacra and Simulation. Gesprekken met Marco D’Agata.