Toen een directeur van een groot vleesverwerkend internationaal bedrijf halverwege de jaren negentig werd aangesteld, deed hij iets bijzonders. Hij zag dat zijn fabrieken al een tijdlang ondermaats presteerden. Dit terwijl de concurrenten in die tijd juist wel een flinke groei lieten zien. Het totaal aan producten dat afgekeurd werd voor het de fabriek verliet was enorm.
Daarop liet deze directeur alle afgekeurde producten die de afgelopen periode waren ontstaan in één gigantische centrale hal bijeen brengen. Het leverde 3700 pallets aan afgekeurde vleesproducten op. Daarop nodigde hij al het personeel, 1200 medewerkers, uit om naar die hal te komen. Daar confronteerde hij de fabrieksmedewerkers met de enorme verspilling die ze gezamenlijk hadden gecreëerd. Het meeste van wat op de afgekeurde stapel terecht was gekomen, was gewoon door productiefouten ontstaan. Het gros van deze berg afval had daarmee ook voorkómen kunnen worden. De stank was enorm en de setting maakte duidelijk dat de misgelopen omzet in de tonnen liep. Per stapel.*
Bijna niemand had door dat het in totaal om zoveel afgekeurde producten ging. Iedereen was immers maar bij een klein stukje van het werkproces betrokken geweest. En ja, vanuit elke individuele werkplek bekeken was het best logisch eigenlijk: dat er per stap in het productieproces wat sneuvelde en afgekeurd werd. Ze hadden er nooit bij stilgestaan dat dat gezamenlijk tot een afvalberg van deze omvang kon leiden. Reken maar even mee. Als het productieproces – zeg – vijf afzonderlijke stappen kent (denk aan: (1) schoonmaken en uitbenen, (2) bewerken en portioneren, (3) verpakken en sealen, (4) etiketteren, en (5) opslag en distributie), en per stap gaat er 10% verloren, dan verlaten er aan het eind van de band nog maar 59 van de 100 soepblikken met ballen de fabriek. Nog maar 59 van de 100 vacuüm getrokken barbecueworsten. De rest van al die producten lag daar in die hal te rotten en te stinken. Het afkeuren van 10%, wat voor één productiestap nog best te billijken lijkt, beslaat in een productieproces van vijf stappen bijna de helft van je potentiële omzet.
‘Steeds beter, steeds wezenlijker, steeds beter, steeds wezenlijker’
Dit is geen pleidooi om een productieproces dan maar niet meer in heldere stappen onder te brengen. Geen pleidooi om werk dan maar op één grote hoop te gooien. Ja, misschien is het een pleidooi om minder of geen vlees meer te eten. Daarmee lossen we dit probleem van bovenstaande directeur ook op. Maar los van de branche waar dit voorbeeld uit afkomstig is: in productieprocessen zijn taakverdeling en specialisatie cruciaal. Daar is ook niets mis mee. Dankzij gespecialiseerde hersenchirurgen, gespecialiseerde musici, gespecialiseerde mbo-docenten, houden we als maatschappij hoofd, hart en handen erbij. Maar deze chirurgen, artiesten en pedagogen kunnen pas excelleren wanneer ze in teamverband werken. Pas wanneer ze in een groter geheel en in afstemming met hun omgeving werken, zijn ze van enorme waarde.
Het gevaar van te ver gespecialiseerd werk is dat het ook tot geïsoleerde taken en opgesplitst denken leidt. Dat je het grote plaatje mist en niet langer feedback krijgt over hoe jouw functioneren zich tot het geheel verhoudt.
Gezonde terugkoppeling, de inbedding in een groter geheel en zicht op jouw bijdrage daarbinnen: dat zijn zaken die ervoor zorgen dat je het grondspel van werk verlegt van ‘fout op fout op fout’ naar ‘steeds beter, steeds wezenlijker, steeds beter, steeds wezenlijker’.
Dat is niet alleen winstgevend voor de baas, maar vooral zingevend voor jou.
Guido van de Wiel (Wheel Productions) is organisatiepsycholoog, (schrijf)coach en ghostwriter. Hij is onder meer verbonden aan de Veranderbrigade. In juni 2025 verschijnt The Smell of the Place (i.s.m. Merlijn Ballieux) als opvolger van hun bestseller Durf het verschil te maken. Eerder schreef hij boeken zoals Van meetbaar naar merkbaar, van duurzaam naar dierbaar, Organiseren met toekomst en Innoveerkracht.
www.wheelproductions.nl
* gebaseerd op een anekdote over Tex Gunning bij Unilever Vlees Groep